Vrouwen met gitaren in de negentiende eeuw

Louis Moritz: De Muziekles (Rijksmuseum)
[NB: Deze post is een uitgebreide en bijgewerkte versie van een artikel dat in 2016 verscheen in El Maestro, het tijdschrift van de Nederlandse EGTA.]
In mijn vorige post (over vrouwen met gitaren in de achttiende eeuw) beloofde ik een tweede stuk over hoe vrouwen gitaar speelden, les gaven en componeerden in de eerste helft van de negentiende eeuw. Overal waar gitaar gespeeld werd in Europa tussen 1800 en 1850 waren vrouwen betrokken bij het componeren en arrangeren voor het instrument, en bij het lesgeven aan anderen. De voorbeelden zijn legio en zeer gevarieerd. Dat deze gitaarheldinnen vaak vergeten zijn komt wellicht doordat muziekhistorici vooral aandacht besteden aan solisten, en dat waren vrouwen meestal niet. In de loop van de negentiende eeuw werd het solorecital steeds prominenter, de concertzalen steeds groter. De scheiding tussen amateurs en professionals groeide, waardoor musicerende vrouwen voor ons minder zichtbaar zijn geworden. Voor een gezond muziekleven en een bloeiende gitaar-cultuur waren toen – net als nu – de gitaarleraressen, de componistes, de arrangeurs, de sponsors en de amateurgitaristes echter onmisbaar.
Frankrijk
In Frankrijk ontstond in het begin van de negentiende eeuw een enorme activiteit in het publiceren van bladmuziek voor amateurs, en muziek voor de gitaar maakte daar een belangrijk deel van uit. Honderden nieuwe methodes, solostukken en (vooral) liederen werden elk jaar uitgegeven in Parijs, en verrassend veel daarvan werden gecomponeerd, gegraveerd of gearrangeerd door vrouwen.
In Parijs was er tussen ongeveer 1820 en 1830 bijvoorbeeld een veelzijdige gitariste actief met de naam Julia Piston (ca. 1800-1842), die solo-werken componeerde (Deux Sauteuses), en vele liederen met gitaar- piano- en zelfs harpbegeleiding. Daarnaast schreef ze ensemblestukken voor meerdere zangstemmen en gitaar, vertaalde liedteksten uit het Italiaans (‘Tu che accendi questo core’ uit Rossini’s Tancredi) en schreef gedichten die werden gepubliceerd. Ze had genoeg vertrouwen in haar eigen kunnen om zichzelf op haar edities te beschrijven als ‘professeur de guitare’, en om een deel van haar muziek in eigen beheer uit te geven. Hier is een arrangement van haar te downloaden uit de Hudleston Collection of Guitar Music, in de bibliotheek van de Royal Irish Academy of Music.
Een andere gitaarspelende Française uit die tijd was het multi-talent Marceline Desbordes-Valmore (1786-1859). Ze was een wonderkind op het toneel, en zong professioneel bij de opera. Ze componeerde verschillende liederen, en begon in 1813 gitaar te leren. Of ze les had, of zichzelf leerde spelen weten we niet. Marceline schreef in een brief aan haar broer: “Ik ben met de gitaar begonnen en ben er goed in geworden! Het is het enige instrument dat past bij mijn stem en bij mijn status in het leven”. Haar keuze voor de gitaar had ongetwijfeld te maken met het feit dat het instrument goedkoper was dan een piano, en dat ze als arme actrice altijd in zolderappartementen woonde en vaak verhuisde. Uiteindelijk werd Marceline vooral beroemd als schrijfster en dichteres. Er is een prachtig schilderij van haar en haar gitaar, geschilderd door Martin Drolling: Marceline’s kamer is kaal en leeg, maar ze heeft wel een eenvoudige gitaar en een map met prenten.

Marceline Desbordes-Valmore, geschilderd door Martin Drolling
Meer getalenteerde gitaristes zijn te vinden onder de leerlingen van mensen zoals Fernando Sor (1778-1839) en Francesco Molino (1775-1847). De laatste noemde de jonge Natalie Houzé zijn beste leerling, en hij gebruikte een portret van haar als illustratie voor één van zijn Méthodes. Op deze afbeelding is ook de revolutionaire gitaar met f-gaten te zien die Molino ontwikkelde. Molino droeg aan Houzé zijn opus 51 op, Grande Sonate très brillante, hetgeen ons een indicatie geeft van het niveau waarop Houzé speelde. Ook Sor droeg werk aan haar op, waaronder zijn fantastische duo opus 54 in de Spaanse stijl.

Nathalie Houzé
Tenslotte zij vermeld dat alle amateur-gitaristen in Parijs (en ver daarbuiten) het werk speelden van twee zeer populaire componistes van liedjes: Loïsa Puget (1810-1889) en Pauline Duchambge (1776-1858). Beide schreven honderden liederen die in enorme oplages werden gedrukt. Puget’s liederen zijn vrij zoet en sentimenteel omdat haar man, een middelmatige dichter, alle teksten schreef. De liederen van Duchambge zijn meer gevarieerd qua sfeer en onderwerp, omdat ze kans zag de beste gedichten te verkrijgen van vele dichters van haar tijd: haar liederen zijn soms spookachtig, soms volks, en soms romantisch. Liederen van beide componistes werden uitgegeven in versies met piano- en met gitaarbegeleiding. De meeste begeleidingen van de gitaarversies werden gemaakt door bekende gitaristen als Carulli en Carcassi, maar Duchambge speelde zelf ook gitaar en maakte wellicht sommige begeleidingen zelf. Op haar meest bekende portret is Duchambge afgebeeld met een achttiende eeuwse gitaar die is omgebouwd van vijf dubbele naar zes enkele snaren, zoals toen gebruikelijk was. Duchambge en Puget waren beide immens populair en succesvol. Omdat de Franse cultuur zo centraal stond in Europa werden hun liederen ook ver buiten Frankrijk verkocht en uitgevoerd. We vinden hun namen terug in advertenties van Amsterdamse muziekwinkels. Een opname van een lied van Duchambge is hier te vinden. Je hoort La Jeune Fille Russe, uitgevoerd door Valeria Mignaco, sopraan en Jelma van Amersfoort gitaar. Hier is een video van een uitvoering van Duchambges Cancione Amoroso.

Portret van componist Pauline Duchambge (1776-1858), geschilderd door Robert Lefèvre
Nederland
In Nederland waren tussen 1800 en 1850 de meest toonaangevende gitaristen op de diverse podia Salvador Castro de Gistau (1770-ca.1825), Franz de Paula Stoll (1807-ca.1845, een oud-leerling van Mauro Giuliani), en Marco Aurelio Zani de Ferranti (1801-1878). Er waren veel gitaarspelende vrouwen, maar het was voor hen lastig en sociaal ongewenst om in het openbaar op te treden. Ze waren echter wel actief als amateurs en docentes.
Een rijke bron van informatie over die kant van het muziekleven is het historische krantenarchief. Zo is bijvoorbeeld te lezen in een advertentie in het Journal de la province de Limbourg in 1824 dat een juffrouw van 25 jaar werkt zoekt als gouvernante of gezelschapsdame. Ze spreekt Nederlands, Frans en Duits, kan tekenen, borduren en handwerken, en speelt zeer goed piano en gitaar. In 1830 lezen we in de Middelburgsche Courant dat er een meneer Samehtini van plan is “Onderwijs geven in de Zangkunst en Guitare, aan Jong Jufvrouwen die daartoe genegen zijn”. In de Opregte Haarlemsche Courant vinden we in 1831 weer een advertentie van een dame die werkt zoekt als gouvernante: zij heeft “diepgaande kennis van de theorie en praktijk van zowel de gitaar als de zang, kan les geven in het Frans, geschiedenis en aardrijkskunde, en de nuttige en decoratieve handwerken.” In 1834 zoekt een huishouden in Haarlem via dezelfde krant “eene Juffrouw van een onbesproken gedrag, van de Protestantsche Godsdienst, bekwaam tot het geven van onderwijs aan 2 jonge Meisjes van elf jaren, in de Nederduitsche en Fransche Talen, Schrijven, Cijfferen en het spelen der Guitare, benevens alle Vrouwelijke Handwerken, en tevens tot assistentie in huisselijke bezigheden”. Al met al is de indruk dat de gitaar voor zowel jongens en meisjes een geschikt instrument werd gevonden, en dat gouvernantes het geven van gitaarlessen zagen als een extra aanbeveling bij het vinden van werk.
Groot-Brittannië
In Groot-Brittanië waren vele vrouwen actief als gitaristes en gitaardocentes, maar optreden in het openbaar bleef problematisch voor keurige Engelse dames. Wel zijn er ook hier veel vermeldingen van gitaarles-gevende gouvernantes te vinden in deftige kringen. Daarnaast was het zelfs voor Engelse heren problematisch om op te treden in het openbaar, omdat gitaarspelen nu ook weer niet werd beschouwd als heel mannelijk. Voor buitenlandse musici was dat probleem er niet, en de meest prominente gitaristen op de Britse podia in de eerste helft van de eeuw waren dan ook buitenlanders: de Spanjaard (of eigenlijk Catalaan) Fernando Sor en de Italiaan Giuseppe Anelli (ca. 1790-na 1848). Sor, die in Engeland verbleef van 1815 tot 1823, had daar vele leerlingen. Enkele kennen we bij naam, zoals de eerder genoemde Nathalie Houzé, maar we weten ook van het bestaan van Mary Jane Burdett en Miss Wainwright – uit zijn methode, en uit werken die hij aan het opdroeg.
Eén van Sor’s opvolgers in Londen was Caterina Josepha Pelzer (1821-1895), ook bekend, na haar huwelijk met de fluitist Sidney Pratten, als Mme Sidney Pratten (illustratie 5). Zij begon haar muzikale carrière als kind-virtuoos op de gitaar – dat kon, want ze was geboren in Duitsland – en had later in haar leven een succesvolle lespraktijk van upper class dames, waaronder kleindochters van Koningin Victoria. Ze schreef veel muziek voor gitaar die niet moeilijk was om te spelen maar wel een briljante indruk maakte, waarbij ze een voorkeur aan de dag legde voor sentimentele titels als Forgotten, Eventide, of Sadness. Verder schreef ze werk voor mandolineorkest, voor gitaar en machete (een soort ukulele) en voor de combinatie van gitaar met zang. Jammer genoeg zijn maar weinig van haar composities verkrijgbaar in moderne edities. Hier is een lied van haar te downloaden op de IMSLP website. Hier is een video van Alex Timmerman die een solowerk van Pelzer speelt (Sadness) op een historische gitaar.

Catherina Josepha Pelzer, beter bekend als Madame Sidney Pratten (1821-1895)
Een laatste, onbekendere gitariste is de Engelse (of Schotse) Mrs Kirkman. Er is een gitaarmethode van haar hand, de ‘Improved Method for the Guitar’ uitgegeven in Londen in ca. 1840 en bedoeld om ‘de voortgang voor de leerling te vergemakkelijken en de inspanning van de leraar te verminderen’. Kirkman legt alle technieken, ornamenten en stijlen zorgvuldig uit, en geeft zelf instructies voor het zingen. Het begeleiden van de stem was immers een belangrijk doel voor elke gitarist! Gezien haar heldere proza en analytische aanpak moet Mrs Kirkman een intelligente muzikante zijn geweest. Een tweede boek dat ze schreef, met de titel ‘A Practical Analysis Of The Elementary Principles Of Harmony: Being A Guide To The Model Scale, Harmonical Circle, And Practical Exercise Book’ bevestigt die indruk. In deze verhandeling over muziektheorie en vooral harmonieleer legt ze onder meer uit hoe akkoorden precies werken. Verder schreef Mrs Kirkman patriottische liederen, en een piano-methode.
Conclusie
Er zijn dus vele vrouwelijke gitaristen te vinden in de negentiende eeuw, voor wie de moeite neemt om verder te kijken dan de bekende virtuozen. Vrouwen speelden een rol bij het uitgeven van gitaarmuziek: als arrangeurs en componistes, en als docenten en leerlingen. Het begeleiden van liederen op gitaar was een belangrijke bezigheid, minstens zo belangrijk als het spelen van solo-stukken. Naast de genoemde vrouwen zijn er nog veel meer, in alle Europese landen en in Noord- en Zuid-Amerika. Het is te hopen dat de internationale gitaarwereld deze belangrijke gitaristen gaat ontdekken de komende jaren, en hen hun verdiende plaats in de geschiedenis teruggeeft.